Eigenlijk weet ik alleen zeker dat ik een kind van een Nederlandse soldaat ben |
Verhalen -
Oorlogsliefdekinderen in Nederland
|
door: José Kerry
|
Ik ben geboren in 1950 op Midden-Java, in Semarang. Mijn moeder werkte als hulp in een kazernekeuken. Ze kreeg daar kost en inwoning, dus ik denk dat ze daar dag en nacht was. En mijn vader was militair en werkte daar als kok. In die keuken zijn ze met elkaar in contact gekomen.
|
Mijn moeder smeerde mijn haar in met schoensmeer |
Verhalen -
Oorlogsliefdekinderen in Nederland
|
door: Johnny van Kempen
|
Mijn moeder is van Indische afkomst, een gegoede familie. Ik meen dat mijn opa arts was of zo, en mijn moeder zelf heeft de HBS doorlopen in Nederlands-Indië. Al op jonge leeftijd is ze getrouwd met een man van Perzisch-Armeense afkomst. Ze leidden een comfortabel leven in Surabaya, met een groot huis, bijna een paleis, en een stalhouderij vol met paarden, zo heb ik me laten vertellen. Na de inval van de Jappen is haar man door de Jappen en pelopors vermoord. Mijn moeder bleef achter met drie jonge kinderen, zij zijn alle vier in een Jappenkamp terechtgekomen. Mijn moeder heeft veel gruweldaden moeten zien. Haar eigen nicht was door de pelopors opengereten waar ze bij was. Na afloop van de oorlog zwoer ze bij zichzelf dat ze geen donkere man meer zou trouwen. Ze wilde alleen nog maar met blanke mannen omgaan!
|
Je vader was een vriend van me... |
Verhalen -
Oorlogsliefdekinderen in Nederland
|
door: Annegriet Wietsma
|
Schaamte
De vader van Jan is gelegerd in de buurt van Semarang als Nederlandse militair. Jan’s moeder werkt in de kazerne in de keuken en als wasvrouw. Zij valt direct voor de grote Nederlander: hij is aantrekkelijk en leuk. Als Jan’s moeder na een jaar in verwachting raakt, vertrekt zij uit schaamte voor haar omgeving naar Djakarta om de zwangerschap te volbrengen en te bevallen.
|
Twee Nederlandse soldatenvaders die ze nooit kende. Hoe Dien een halfbroer vindt |
Verhalen -
Oorlogsliefdekinderen in Nederland
|
door: Annegriet Wietsma
|
Dien groeit op in Semarang bij haar moeder en in het weeshuis van de Franciscanessen. Ze werkte als verpleegster in het Elizabeth-ziekenhuis tot ze op haar dertigste naar Nederland vertrekt. Dan begint de zoektocht naar haar Nederlandse soldatenvader. Ze vindt er twee, en ook nog een halfbroer die van haar bestaan niet wist.
|
|
|
|
|