Het verhaal van Oorlogsliefdekind Rika Jones
'Tot mijn 21e wist ik niet beter dan dat ik in 1948 geboren was in Semarang op Java, als kind van moeder Menkel. Pas toen ik vanuit Nederland naar Amerika ging emigreren, vertelde een ouder halfzusje me dat ik eigenlijk geboren ben in Padang op Sumatra, als kind van een Chinese moeder en een Nederlandse militair. Mijn biologische moeder had al drie Chinese kinderen en ik zag er zo anders uit, dat zij mij van haar moeder ter adoptie moest afstaan.'
Geboren in Padang, geboren in Semarang
'Mijn biologische moeder was getrouwd met een Chinese man, maar die was in de oorlog verdwenen. Ze stond er alleen voor met drie kinderen en trok bij haar moeder in. Ze werkte in het militaire hospitaal in Padang. Toen heeft ze dus die Nederlandse militair ontmoet, waarvan ze zwanger raakte. Bij de bevalling zei haar moeder: dit kind ziet er zo anders uit, je kunt dit kind niet houden. Mijn moeder smeekte haar om mij nog één dag bij zich te mogen houden. De dag na mijn geboorte ben ik weggehaald. Ik werd weggegeven aan de jonge stiefmoeder van een collegaatje uit het ziekenhuis, Maria Menkel, die al een paar miskramen had gehad en dolgraag een kindje wilde.
Naar het weeshuis
Tot mijn vijfde jaar heb ik bij mijn ouders Menkel gewoond. Toen moest ik naar het weeshuis. Dat besliste oma, die bepaalde alles. Zij wilde dat ik een westerse opvoeding kreeg. Thuis spraken wij immers Nederlands, en bij de nonnen kon ik dat blijven doen. Ook was het in het weeshuis veiliger voor me. Ik heb nauwelijks Chinese trekken en zie er heel Europees uit, met bruine ogen, een rond gezicht en een grote Hollandse neus. Blanke kinderen werden gepest en scheef aangekeken.
Tot mijn tiende heb ik in het weeshuis gewoond. Ik vond het daar leuk, met veel vriendinnetjes, en de zusters waren lief. Dientje Faessen was een van hen, haar verhaal staat ook op de website. Elke maand mochten we één dag naar huis. Hoe fijn ik het ook had in het weeshuis, ik moest altijd huilen als die ene dag afgelopen was en we weer terug werden gebracht. Ik kreeg veel liefde van mijn ouders, en hoe dichter we bij de poort van het weeshuis kwamen op zondagmiddag, achter op de fiets, hoe harder ik moest huilen. Ik wilde toch het liefste thuis zijn!
Gevaarlijk
Mijn oma Menkel had een vooruitziende blik gehad. Mijn ouders Menkel hadden niet de Nederlandse nationaliteit. Ze hadden me dus in het geboorteregister in Semarang ingeschreven als Hendrika Carolina Joannes, dochter van haar zoon Joannes, die een Nederlands paspoort had. Zo heb ik de Nederlandse nationaliteit gekregen, waardoor ik later met dat gezin mee naar Nederland ben verhuisd.
Op mijn tiende werd beslist dat ik met het gezin van die oom Joannes mee moest naar Nederland. De situatie in Indonesië verslechterde voor blank uitziende mensen. Ik moest mijn moeder, vader en broertjes achterlaten, mijn oma, mijn vriendinnetjes in het weeshuis. Het was verschrikkelijk. Ik had helemaal geen band met dat gezin. We kwamen in februari 1958 aan. Koud, met alleen zomerkleren aan. Gewikkeld in legerdekens gingen we in de bus naar Brabant. Ik was het eerste jaar vreselijk verdrietig en verkeerde helemaal in shock. Die moeder was helemaal niet moederlijk, en die vader niet vaderlijk. Hij was niet te vertrouwen en kon zijn handen niet van mij afhouden, net zo min als een kostganger die bij hen woonde.
Vier jaar lang heb ik dat moeten doorstaan, toen nam mijn oma, die inmiddels ook naar Nederland was overgekomen, mij mee naar een groot gezin in Maastricht. Die kostganger is in de gevangenis terechtgekomen. Even was er een waar Walhalla voor mij in een groot gezin. Ik was veertien jaar. Kort daarna kwam ik bij een ander gezin terecht, waar ik nog zes jaar heb gewoond. Ook dat was niet plezierig, er waren veel strenge regels en we werden heel kort gehouden. Ik kreeg er de schuld van dat ik als tiener door mijn pleegvader was misbruikt. Ik lachte niet meer en was diep ongelukkig.
Op de kweekschool zag een leraar gelukkig dat er iets mis was, en die heeft me geholpen op kostschool te komen. Twintig jaar was ik, en zo kwam ik bij de nonnen van de Heilige Immaculata. Die waren heel lief voor me. Ik maakte de kweekschool af en ontmoette een fijne man. Toen we vlak daarna naar de VS emigreerden, voelde dat als een verlichting en opluchting dat ik alles achter me kon laten. Eindelijk zo vrij als een vogel!
De naam van mijn moeder
Ik heb dus twee geboorteaktes: eentje waarin mijn geboorte is aangegeven in Semarang, en eentje uit Padang van drie maanden daarvoor, waar ik ingeschreven sta in het Chinese register. Die aktes kreeg ik voor het eerst te zien toen ik al 55 jaar oud was. Het had al die jaren in een koffertje gezeten op zolder bij mijn halfzusje. Daarin staat de naam van mijn biologische moeder, Gho Bie Nio. De naam van de Nederlandse militair ken ik niet. Ik dacht dat zoeken naar mijn biologische ouders toen geen zin meer had: ze zouden vast allebei al overleden zijn. Ik heb ook mijn moeder Menkel er nooit over gevraagd, ik wilde haar geen pijn doen.
Niet de enige
Door de verhalen van mijn vriendin Dien, en door de website van Oorlogsliefdekind en de film Tuan Papa, weet ik nu dat ik niet de enige ben. Ik heb gehuild en gehuild toen ik die film zag. Ik kan nu weer mijn eigen herinneringen laten terugkomen, en een paadje naar mijn verleden leggen. Ik zou heel graag mijn biologische moeder en vader willen vinden. Iedereen wil zijn biologische ouders kennen. Misschien val ik wel flauw als ik ze zie, geen idee. De kans is ontzettend klein, het is bijna onmogelijk dat ze nog leven, maar soms gebeurt er een wonder. Ik ben niet godsdienstig, maar ik hoop toch dat het waar is dat je geliefden kunt terugzien, al is het in een ander leven.'
Rika Jones (Hendrika Carolina Joannes), California
Lees ook het verhaal van vriendin Dien Faessen: 'Twee Nederlandse vaders die ze nooit kende. Hoe Dien een halfbroer vindt' op deze website in de categorie Verhalen: Oorlogsliefdekinderen in Nederland.
Dit verhaal is opgetekend op 5 juni 2013 door Annegriet Wietsma in gesprek met Rika. |