Het verhaal van John Sopaheluwakan en zijn zusje Elly Hahijary
Toen ik een jaar of 6, 7 was, woonde ik met mijn moeder en mijn twee broertjes vlak bij een militair kamp. Adrie Vermeulen, een van de militairen die daar gelegerd was, kwam een paar weken lang vaak bij ons langs. En opeens, na een week of vijf, kwam hij niet meer. We vroegen aan zijn maat: ‘Waar is Adrie?’ Maar die zei: hij is er niet meer, hij is terug naar Nederland.’ Later bleek dat mijn moeder zwanger was van mijn zusje Elly. Vader Adrie Vermeulen heeft nooit meer iets van zich laten horen.
Stoere jongens
Mijn moeder, de Molukse Suzanne Hahijary (Suze) werd al jong weduwe. Mijn vader Sopaheluwakan was telegrafist bij het KNIL en werd geexecuteerd door de Jappen in WO2. Ikzelf was toen een jaar of 3, 4. Mijn moeder stond er dus opeens alleen voor met drie jonge kinderen.
Mijn moeder was kokkin bij een familie thuis. We woonden in kampong Gambir, in Jakarta. Dat was niet zo ver van een militair kamp, gelegen vlak bij de kathedraal in Jakarta. Ik ging regelmatig naar het militaire kamp toe en bedelde dan om brood bij het prikkeldraad. Tenslotte sloot ik als klein jongetje vriendschap met een Nederlandse militair, Henk Ruhe. Hij zat bij de stoottroepen, bij het 10e bataljon. Ik beschouw hem eigenlijk nog steeds als een soort oudere pleegbroer.
Henk werkte in de fourage en had de beschikking over een jeep. Ik nodigde Henk af en toe uit om bij ons thuis te komen. Dan kwam hij met een paar vrienden met de jeep de kampong inrijden. De ‘Jago boys’, zo noemden we hen: stoere jongens. Het waren echt vrouwenversierders. Ik werd gaandeweg een soort mascotte voor hen, al besefte ik dat zelf toen niet. Ik moest soms op de jeep passen en dan gingen zij naar de cafe’s, plezier maken met de meisjes. En een van hen was dus Adrie Vermeulen. Een slanke, blonde Hollandse jongen. Hij draaide films voor de militairen in de kazerne, dat was zijn functie. En plaatjes draaien, dat deed hij ook.
Zwanger
Op een gegeven moment kwam Adrie heel vaak bij mijn moeder langs. En toen opeens bleek hij dus vertrokken naar Nederland. Ik weet niet of hij toen al wist dat mijn moeder zwanger was geraakt, maar zijn maten hebben het hem later in ieder geval wel verteld. Mijn zusje werd geboren op 11 mei 1950. Zijn maat Henk Ruhe vertelde ons dat Adrie tegen hem had gezegd: ‘Ik zorg er voor dat zij met het kind naar Nederland kan komen’. Maar het leger verbood in die tijd dat particulieren meereisden met legerdiensten, dus dat had helemaal niet gekund.
Henk Ruhe had aangeboden om mij mee te nemen naar Nederland, maar mijn moeder wilde daar niets van weten. Ik kwam na het vertrek van de Nederlanders terecht in het St. Vincentius weeshuis in Jakarta. Daar heb ik Nederlands en Nederlandse gewoonten geleerd. Toen een familie die daar ook een kind had, aanbood om mij mee te nemen naar Nederland in 1950, ben ik alsnog gegaan.
Hollandse trekjes
Mijn zusje Elly is bij mijn moeder in Jakarta blijven wonen. Zij is altijd anders geweest dan de rest van het gezin. Een blanke Indo. Mijn moeder noemde haar altijd ‘Nona Blanda’, de Hollandse dame. Ze had een heel eigen wil en kon heel dwingend zijn, en mijn moeder zei dan: ze lijkt haar vader wel. Zij zag dat als een typisch Nederlands karaktereigenschap.
Toen ik mijn zusje 30 jaar later bezocht in Jakarta, vertelde ze me dat zij haar vader zo graag een keer wilde ontmoeten. We zijn eigenlijk toen al begonnen met zoeken voor haar. Mijn moeder heeft er nooit over willen praten. We hebben geen foto van hem, helemaal niks. Ik heb mijn moeder gevraagd naar het legernummer van Adrie Vermeulen en andere informatie, omdat ik wist dat het belangrijk was voor mijn zusje Elly om iets over haar vader te weten te komen. Maar mijn moeder wilde he-le-maal niets zeggen. ‘Daar heb jij niks mee te maken’, was haar enige antwoord. Ze heeft haar geheim het graf mee in genomen. En dat heeft ze blijkbaar ook op mijn zusje overgebracht: die heeft er ook nooit over willen praten. Elly heeft haar eigen kinderen ook nooit verteld dat ze door een Nederlandse militair was verwekt. Ze schaamde zich er toch voor.
Henk Ruhe is een paar jaar geleden helaas overleden, dus we kunnen hem niet meer om informatie vragen. Hij heeft geen vrouw en kinderen die misschien nog iets hadden kunnen weten. We hebben geprobeerd te zoeken via het Rode Kruis, via Spoorloos. Maar dat is allemaal niet gelukt.
Rust
Het gaat de laatste jaren niet goed met mijn zusje. Mijn vrouw Ivon en ik maken ons ernstige zorgen om haar. Elly heeft weinig binding meer met Indonesië en is vervreemd geraakt van haar gezin en de omgeving waar ze woont. Ze is af en toe helemaal in de war. Het is allemaal begonnen bergafwaarts te gaan nadat onze moeder is overleden in 1984. Ze heeft altijd geleden onder het feit dat ze haar vader nooit gekend heeft. Heel veel van haar karaktereigenschappen werden aan haar vader toegeschreven, maar niemand die het zeker wist. Dat heeft haar misschien wel ondermijnd. Eigenlijk kunnen we maar heel weinig voor haar doen. Behalve haar vader vinden. Dan heeft ze in ieder geval daarover rust in haar hoofd.
Met dank aan Ivon Sopaheluwakan |