'Indonesische vrouwen met Nederlandse echtgenoten werden vermoord. Mijn moeder, en veel andere moeders, hebben het heel lang geheim gehouden. Pas veel later durfde ze te vertellen dat zij een Nederlandse man had gehad.'
Het verhaal van Elly Hoektini in Kudus, Java
Elly Hoekstra is geboren als Elly Hoektini: een samenvoeging van de achternamen van haar moeder Ginem Sukartini en haar vader, de jonge Nederlandse militair Theo Hoekstra. Toen Elly ter wereld kwam, woonde haar moeder in het dorpje Jangli, ten zuiden van Semarang op Midden-Java. Haar opa en oma waren echte Javanen en kwamen uit Muntilan. Op het moment dat Elly werd geboren, was haar moeder 15 jaar oud, en haar vader naar schatting 20 jaar. Het was midden in de periode van de Militaire Acties, in 1948.
Elly Hoekstra woont samen met twee van haar vier kinderen in een prettig huisje met erf in Kudus op Java. Haar andere twee kinderen zijn al getrouwd en het huis uit. Haar man is een aantal jaar geleden overleden en ligt op de islamitische begraafplaats die grenst aan de achterkant van haar huisje.
Om bij het graf van haar man te komen, hoeft zij alleen maar door de zijpoort van het erf naar achter te lopen om een takje met bloesem neer te leggen, of even in gebed verzonken te zijn. En als zij in bed ligt, is zij hemelsbreed slechts drie meter van zijn graf verwijderd en scheidt alleen de buitenmuur van de slaapkamer hen van elkaar. Dat vindt zij een prettig gevoel, zo is ze altijd dicht bij hem.
Het is vast niet voor niets dat Elly het prettig vindt om dicht bij haar man te zijn, ook al leeft hij niet meer. Het geeft een houvast dat zij zelf in haar jeugd nooit heeft gekend. Elly is namelijk niet opgegroeid bij haar nog jonge moeder, en evenmin heeft zij ooit haar vader ontmoet. Deze laatste, de militair Hoekstra, werkte bij de genietroepen van het Nederlandse leger. Zijn werk bestond uit het aanleggen van dijken en het bouwen van bruggen voor de militairen. Voor Elly is dat een belangrijk nuanceverschil: hij was geen ‘vechtsoldaat’, maar een technicus die bij het leger in dienst was. Elly: ‘Mijn moeder bracht indertijd het eten naar de Nederlandse militaire kazerne. Dat deed ze iedere dag, en op een gegeven moment werd mijn vader verliefd op haar. Ze werden een stelletje. Voordat ze trouwden werd mijn vader nog overgeplaatst naar Salatiga, Ungaran en Yogyakarta, en uiteindelijk werd hij weer gelegerd in Jangli. Tenslotte zijn ze getrouwd in het dorpshuis van Jangli. Ze woonden in een eenvoudig huisje gemaakt van gevlochten bamboe.’
Naar het weeshuis
Elly heeft dit alles pas op veel latere leeftijd vernomen van haar moeder. ‘In 1948, toen ik twee maanden oud was, werd ik naar het nonnenklooster gebracht in Lawang Sewu, Semarang. Volgens zuster Ani was het mijn vader zelf die mij daar naartoe bracht. Hij gaf mij aan de zusters met de boodschap: "Dit, zuster Ani, is mijn kind, en ik breng het tijdelijk bij u". Voorzover Elly later begrepen heeft, werden veel Nederlandse kinderen naar Lawang Sewu gebracht om er zeker van te zijn dat ze niet zouden worden verwaarloosd. Elly: ‘Het was een heel moeilijke tijd. In 1949 braken er hevige gevechten uit waardoor de situatie heel kritisch werd. Ook in die tijd werden kinderen met een Nederlandse afkomst naar Karang Panas gebracht voor hun veiligheid en om ze te beschermen tegen de oorlogscrisis.’
Toen zij twee jaar oud was, werd zij naar de zusters gestuurd in Gedangan, in het Franciscanessen Nonnenklooster. In datzelfde jaar 1950 werd haar vader naar Nederland teruggestuurd. Elly: ‘Vader was ooit iets van plan geweest, iets waar hij met mijn moeder over had gepraat. Als mijn vader terug was in Nederland, en een echt huis had, dan zou hij ons, zijn vrouw en kind, over laten komen om daar samen te gaan wonen. Maar dat bleek valse hoop, ik heb het idee begraven, het was slechts een mooie droom. Want sinds 1953, toen Nederland te maken kreeg met grote overstromingen, heeft mijn moeder niets meer van mijn vader gehoord.’
Mijn moeder woonde in een huisje van bamboe. Tijdens de oorlogscrisis verstopte zij foto's en brieven van mijn vader tussen de bamboewanden van haar huisje, in de bamboeknopen. Maar het huisje is door Indonesiërs in brand gestoken, als anti-Nederlandse actie, dus alle belangrijke brieven en documenten, ook de trouwakte, en een aantal foto's, daar is niets van overgebleven.
De enige foto die ik heb, is van mijn moeder met mij.
Die droeg zij altijd in haar tasje bij zich.
Maar als zij met een foto van mijn vader zou hebben rondgelopen, was dat gevaarlijk geweest voor haar.
Daarom droeg zij alleen foto’s zonder hem er op bij zich.
Zo komt het dat ik alleen maar een foto van mij en mijn moeder heb, maar geen foto van mijn vader. Die is verbrandt.
Nooit naar buiten
Elly: ‘We mochten in de tijd dat ik bij de zusters in Gedangan woonde, nooit buiten de kloosterpoort komen. We mochten alleen naar buiten als onze ouders ons kwamen afhalen. Eén keer heeft mijn moeder me in het weeshuis bezocht. En een paar keer heeft ze me opgehaald om een keertje naar Jangli terug te gaan, naar het huisje waar ze woonde. Maar mijn moeder was bang, en ze durfde niet goed te laten merken dat ze een lichtgekleurd kind had. De relatie tussen Nederland en de Indonesiërs was nog heel stroef. Indonesiërs als mijn moeder durfden niet toe te geven dat ze een Nederlandse man hadden gehad. Want als ze wisten dat zij Nederlandse echtgenoten hadden, dan werden ze vermoord. Mijn moeder, en veel andere moeders, hebben het dus heel lang geheim gehouden. Toen het daarna rustiger werd, durfde ze pas te vertellen dat zij een Nederlandse man had.’
De moeder van Elly
Niet naar Nederland
‘Toen ik nog op de Sekolah Rakyat van het weeshuis zat (nu heet dat 'Sekolah Dasar', de Lagere School), was ik ongeveer zeven, acht jaar oud. Samen met de andere kinderen van het weeshuis werden we door Juffrouw Ter Kuile van de Nederlandse ambassade ondervraagd of we naar Nederland wilden. Uiteindelijk zijn een aantal kinderen met een afwezige Nederlandse vader naar Nederland gestuurd, een stuk of 12. Maar ik wilde niet. Ik had de zusters, vond ik, en veel vriendinnetjes daar, maar ook maakte ik me zorgen over hoe dat nou moest, het leven in Nederland. Toen ik op de middelbare school zat, werden er nog eens vijf kinderen naar Nederland teruggestuurd. Ik heb ook toen geweigerd, omdat ik nog meer vrienden en vriendinnen had, en omdat ik niet zeker wist dat ik mijn vader daar zou kunnen vinden. En ook omdat ik geen broers of zussen had, ik was enig kind, koos ik ervoor om bij mijn moeder in Indonesië te blijven.’
De derde vrouw
Op het moment dat Elly uiteindelijk het weeshuis verliet, in 1966, was zij 18 jaar oud. De Nederlandse zusters vertrokken allemaal naar Nederland en raadden Elly aan om op eigen benen te gaan staan en niet in het weeshuis te blijven. Maar Elly had nog nooit iets van de buitenwereld gezien. Op haar moeder kon zij ook niet al te zeer leunen. Elly: ‘Toen mijn moeder uiteindelijk opnieuw is getrouwd, met een Indonesiër, was onze verhouding niet al te harmonieus, in het bijzonder met de man van mijn moeder. Hij vond mij erg leuk, maar ik wilde daar niet op ingaan. Dat werd een tweede probleem waar ik ook voor kwam te staan.’ Elly voelde zich gedwongen om het contact met haar moeder op een laag pitje te zetten, en stond er, eenmaal op eigen benen, dus voornamelijk alleen voor.
Zij kreeg werk, een baantje bij de verkoopafdeling van apotheek Kimia Farma, en ging van deur tot deur om de producten van Kimia Farma aan de man te brengen. En tijdens die baan ontmoette zij de man die zij al snel daarna zou trouwen. Elly: ‘Ik kreeg niet de kans om eerst verkering te hebben, want 'verkering' bestond toen immers nog niet. Ik ontmoette een man die ik aardig vond, dus trouwde ik meteen. “Dat liever dan alleen zijn zonder dat iemand me wil hebben”, dacht ik. Het vinden van werk was al moeilijk genoeg. Waar moest ik bescherming zoeken? Ik kon immers niet mijn hele leven in het weeshuis blijven?
De man waarmee ik trouwde, zei dat hij nog een jonge, ongetrouwde man was, en ik geloofde hem. Maar het bleek dat hij tegen me had gelogen. Nadat ik was getrouwd, kreeg ik een kind, en toen kwam de eerste vrouw van mijn man vertellen dat mijn man ook haar man was. Zo kwam ik er achter dat mijn man al met iemand anders getrouwd was. Met zelfs twee andere vrouwen, ik was de derde vrouw! Ik voelde me erg terneergeslagen. Ik was 20 jaar. Waarom zou ik de derde vrouw moeten zijn van iemand? Ik besloot hem te verlaten en liep met mijn kind weg naar Kudus. Ik vond het beter om samen met mijn kind te wonen en die groot te brengen zonder man.
In Kudus ontmoette ik de man die mijn tweede man zou worden. Hij was wel een beetje oud voor mij, maar ik voelde me veilig. En ik kreeg een dak boven mijn hoofd, een klein huisje.'
Een eigen gezin
Samen krijgen Elly en haar man nog drie kinderen. Hij overlijdt terwijl de kinderen nog jong waren, en zo staat Elly er weer alleen voor. Maar nu komt de kennis die zij in het weeshuis bij de zusters heeft opgedaan via het goede onderwijs, haar goed van pas. Het leven bij de zusters was streng geweest, zeer streng, maar ze heeft er wel veel geleerd. En zo kan Elly zelf voor haar inkomen gaan zorgen: ‘ik zwoegde voor mijn kinderen, zodat ze niet aan iemand anders zouden worden gegeven. Ik wilde niet dat mijn kinderen een zelfde leven als ik zouden krijgen, want ik was door mijn ouders verlaten en in een weeshuis gestopt. Ik wilde mijn kinderen niet aan een familielid geven, of afstaan aan een weeshuis. Wat het leven me ook zou brengen, hoe zwaar het ook zou zijn, ik zou het accepteren en dragen, en ik zou strijden voor mijn kinderen. Uiteindelijk verkocht ik nasi, kruidendrankjes, ik werkte als hulp in de huishouding. Ik waste en streek kleren, alles voor mijn kinderen. Zodat ze naar school konden. Voor hun toekomst. Ik wil dat mijn kinderen een gewoon leven hebben zoals andere mensen. Hoewel ze leed ervaren, wil ik niet dat ze het leed voelen dat ik ooit heb meegemaakt. Laat het toch alleen ik zijn die het allemaal moet dragen.’
Twee van haar kinderen zijn inmiddels volwassen en niet meer voor hun verzorging van Elly afhankelijk. Elly is zelfs al grootmoeder. De andere twee wonen nog bij haar thuis en helpen mee met geld verdienen. Zelf werkt ze nog steeds door nasi te koken en als lunchpakketjes te verkopen aan bedrijfjes in de buurt. Ook ontvangt Elly een kleine geldelijke ondersteuning van HALIN (Stichting Hulp aan Landgenoten in Indonesië), waardoor zij al met al financieel gezien net het hoofd boven water kan houden.
Londoh
In de jaren dat Elly bij de zusters van Gedangan woonde, kwam ze zelden buiten de gesloten poort van het kloostercomplex. ‘We gingen wel eens naar buiten, een ommetje maken met de zusters. Omdat we Nederlandse kinderen waren, werden we buiten de poort altijd uitgescholden voor “Londo…Londo…Londo!” (vuile Hollander; bleekscheet). Maar in het weeshuis voelden we ons veilig. We kregen onderwijs, en we hadden geen last van dingen die daarbuiten gebeurden. Daar was mijn leven zekerder. Toen ik nog een kind was, en daarna in mijn jeugd, werd ik ook door vriendinnetjes die bij ons op school zaten maar niet in het weeshuis verbleven, vaak gepest. Zelfs toen ik volwassen was, werd ik nog geplaagd, maar dat werd steeds minder. Want als mensen me eenmaal leerden kennen, werden ze stukken vriendelijker. Ze zeiden na een tijdje dat de Nederlanders niet zo slecht waren als wat ze toen in de oorlog hebben gezien.
Soms vragen mensen mij wel eens hoe ik me voel, als kind van een Nederlandse ouder. Ze denken dat ik me minder waard voel, dat ik beschaamd ben, of bang. Nee! Ik ben er trots op! Waarom zou ik me moeten schamen en bang zijn?! Nee hoor, ik ben niet bang. En ik schaam me ook niet. Het is gewoon zo dat mijn vader een soldaat was. En hoewel mijn vader als militair werkte, was hij er niet om ons te bezetten, maar was hij er juist om wegen aan te leggen, bruggen en dijken te bouwen. Daar ben ik trots op!
Soms denken de mensen dat ik wraakgevoelens heb of dat ik boos ben op mijn vader omdat hij mij heeft verlaten. Nee! Omdat hij voor zijn land heeft gestreden. Ik voel er niets bij, hij was gewoon een soldaat. En militairen strijden nu eenmaal voor hun land. Dus wat er ook gebeurd mag zijn, dat was nou eenmaal zijn verantwoordelijkheid. Dus ik voel geen wraak, en ik eis ook niets. Maar ik wil hem wel een keer ontmoeten. Alles wat ik wil is hem, al was het maar één keer, te ontmoeten.’
Drukkende last
Na de middelbare school werd de wens om haar vader te ontmoeten steeds sterker. Zij wilde een zoektocht starten. Maar ja, waar te beginnen? Omdat Elly de achternaam van haar vader wilde voeren om daarmee een band te benadrukken, heeft zij op latere leeftijd alsnog de naam Hoektini veranderd in Hoekstra, hoeveel de naam Hoektini voor haar ook betekende. Elly: ‘Ik was toen inmiddels al 40, misschien 50 jaar. Het verlangen om mijn vader ook echt te ontmoeten, werd maar niet minder, eerder sterker. Via een vriendin die ook in Kudus woont, had ik een contactpersoon in Nederland, oom Pender. Ik werd gewezen op het Nederlandse programma Spoorloos. Ze vroegen mij om aanwijzingen en documenten, maar die had ik niet. En mijn moeder ook niet. Alles was immers verbrand. Ze stuitten nog wel op iemand uit Limburg, die heette ook Hoekstra. Maar Spoorloos had zo zijn twijfels of het wel echt mijn vader was, Theo Hoekstra. Dus ze hebben het zoeken gestaakt. Het heeft uiteindelijk niets opgeleverd.
Elly: ‘Ik ben nu 61, bijna 62, en ik heb mijn vader nog nooit gezien. Wat voor gezicht zou hij hebben? Want als ik hem wil zien, kan dat zelfs niet meer via foto's, want die zijn er niet meer na de brand in mijn moeders huisje. Maar ik geef de moed niet zomaar op, ondanks dat ik soms bang ben dat ik er maar in moet berusten. Ik ben her en der nog steeds op zoek naar informatie. Tot nu toe is er nooit enig bericht of teken van leven vernomen. Vriendinnen van me, Nana en Dientje, beide ook oorlogskinderen uit het weeshuis, hebben hun vader uiteindelijk gevonden. Nana was zó blij toen ze vertelde dat ze haar vader had ontmoet! Dus ik leef steeds met de hoop dat ik mijn eigen vader ook nog een keer zal kunnen ontmoeten, al is het maar voor heel even. Voor wat er mij en hem nog rest van dit leven. Want ik realiseer me dat hij ook al heel oud moet zijn.
Maar het gemis dat ik voel is zo diep, dat het echt pijn doet. En mijn hoop is zó vurig, dat God mijn droom misschien wel waarmaakt. Ik zou zo graag ooit nog tegen iemand willen kunnen zeggen: “Dag vader, ik ben het, Elly Hoekstra, uw kind”.’
Interview & tekst: Annegriet Wietsma
Vertaling interview uit het Indonesisch: Siswandi Mikharal
Kent u iemand die op zoek is naar zijn of haar vader, halfbroer of halfzus? Of kent u iemand die zijn/haar familie teruggevonden heeft? Laat het ons weten! Neem contact op |