In het dagblad Tubantia is een ontroerend interview verschenen met oorlogsliefdekind Andrea. Het artikel is hier online te lezen. Andrea deed al in 2010 voor het eerst haar verhaal op deze website: 'Ik vind Oorlogsliefdekind een mooie naam'
We hebben de tekst van het interview in de Tubantia ook hieronder geplaatst, voor degenen die het liever via onze website lezen:'Militaire vader wilde oorlogskind Andrea niet erkennen'. Je kunt verder lezen door 'Lees meer' aan te klikken.
TUBANTIA / Nu.nl
Militaire vader wilde 'oorlogskind' Andrea niet erkennen
Nederlandse militairen lieten duizenden oorlogskinderen achter tijdens de vier jaar durende Indonesische onafhankelijkheidsoorlog. Veel van die half-Indische en half-Nederlandse kinderen hebben vergeefs gezocht naar hun vader. Andrea van Oostende uit Almelo vond na veel omzwervingen haar verwekker wel terug. Maar een vader wilde hij niet zijn.
26 mei 2021 Maureen Welscher
Ze is genoemd naar haar vader, Andries Brandt uit Zwolle. Maar op de dag dat Andrea van Oostende (71) in Jakarta werd geboren, was haar vader al weer terug in Nederland. Halsoverkop moest hij eind 1949 vertrekken, toen Nederland na vier jaar oorlog afstand deed van Indonesië. Pas veel later ontdekte Andrea dat ze tien halfbroers en -zussen had. „Het blijft pijn doen dat ik heel veel halfbroertjes en -zusjes heb van zowel mijn moederskant als mijn vaderkant en toch alleen ben”, zegt ze. Na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945, brak de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog uit. Nederland wilde het nationalistisch verzet onderdrukken en stuurde meer dan 130.000 soldaten en vrijwilligers naar Indië. Die knoopten in die vier jaar relaties aan met Indische vrouwen. Naar schatting lieten ze na hun vertrek uit Indonesië duizenden zwangere vrouwen en half-Nederlandse kinderen achter.
Andrea: „Mijn Indische moeder was getrouwd en had drie kinderen. Maar tijdens de oorlog waren zij en haar man elkaar uit het oog verloren. Hij was als krijgsgevangene opgepakt en mijn moeder zat in een interneringskamp. Na de capitulatie woonde ze in Batavia, het latere Jakarta, met haar drie kinderen en haar Javaanse moeder. Ze was alleenstaand en onbeschermd.”
Gevlucht voor de oorlog
„Andries Brandt, een Nederlandse militair, werd verliefd op mijn moeder en ontfermde zich over haar. Hij zat al heel lang in Indië. Samen met zijn zwangere vrouw was hij in 1918 als militair naar Nederlands-Indië vertrokken. Ze kregen vijf kinderen. Toen het ernaar uitzag dat er een oorlog zou uitbreken in Azië, stuurde hij zijn vrouw en drie dochters naar Nederland, naar Zwolle waar zij oorspronkelijk vandaan kwamen. Zelf bleef hij met zijn twee zonen, die ook in militaire dienst zaten, achter. Mijn moeder wist dat mijn vader getrouwd was en een gezin in Nederland had. Zijn vrouw wist van het bestaan van mijn moeder, dat had hij haar verteld. Drie jaar hadden ze een relatie en in 1949 raakte mijn moeder zwanger van mij. Eind 1949 moesten alle militairen vanwege de soevereiniteitsoverdracht hals over kop terug naar Nederland. De Nederlandse soldaten moesten hun vriendinnen en baby’s achterlaten. Mijn vader werd in november 1949 terug geroepen, ik kwam op 15 februari 1950 ter wereld. Mijn vader wist dat mijn moeder zwanger was. Voordat hij vertrok betaalde hij de ziekenhuiskosten en drie jaar huur vooruit. Bij de geboorte-aangifte gaf mijn moeder mij de achternaam van haar eerste man, met wie zij immers nog getrouwd was. Mijn voornaam Andrea is de herinnering aan mijn vader Andries.”
Echtscheidingspapieren
Talrijke gezinnen vielen in die jaren uit elkaar. Ook die van Andrea’s moeder. „Een paar jaar later kwam mijn moeder erachter dat haar man al in Nederland was en zelfs een andere vrouw had. In 1952 kreeg zij namelijk haar echtscheidingspapieren toegestuurd. Mijn moeder wilde dat hij hun kinderen naar Nederland zou halen. Dat zou veiliger zijn. Bovendien kon ze het financieel niet redden met zoveel kinderen.” Andrea werd op haar vierde in een weeshuis geplaatst zodat haar moeder de kost kon verdienen. Af en toe haalde ze in het weekend haar dochtertje op. In 1958 besloot haar moeder alsnog naar Nederland te vertrekken met Andrea en haar Javaanse oma. Als blond kind was het gevaarlijk voor Andrea tussen Indonesische mensen die een blinde haat voelden voor alles wat wit was. Maar uiteindelijk moest Andrea’s moeder achterblijven omdat ze tbc had.
Afschuwelijke tijd
Andrea: „Ons afscheid in de haven van Jakarta staat voor eeuwig op mijn netvlies gebrand. Mijn moeder die, zo ziek en zwak als ze was, ons uitzwaaide. Alle drie moesten we huilen, want misschien zagen we mijn moeder nooit meer terug. Na een overtocht van vier weken kwamen we in Nederland aan. Zonder overleg werd mijn oma in een bejaardentehuis geplaatst in het oosten van het land. Ik kwam in een weeshuis in Leiden terecht. Een afschuwelijke tijd. De nonnen waren streng. Ik lustte het Nederlandse eten niet en kon niet aan de kou wennen. Maar bovenal voelde ik me ontzettend eenzaam. In al die vijf jaar kreeg ik van niemand bezoek. Tot moeder overste op een dag mij bij haar riep en mij vertelde dat mijn moeder in Nederland was en in Sonnevanck Sanatorium lag. Ik weet nog dat ik dacht: ‘Huh, moeder, heb ik nog een moeder?’. Vanaf toen mocht ik ééns in de drie maanden met een zuster haar heel eventjes bezoeken. Op mijn dertiende werd ik met mijn moeder herenigd en kregen we een huisje in Wezep. Een paar maanden later kwam een vriendin van mijn moeder, die ze nog uit Indië kende, op bezoek en die riep toen ze me zag: ‘Wat lijkt dit kind op haar vader!’ Nooit had ik aan die vader gedacht, maar nu liet het me niet meer los. Nog in dezelfde week reisde ik in mijn eentje van Wezep naar Zwolle. Daar zou hij volgens mijn moeder ergens moeten wonen. In het gemeentehuis vertelden ze me dat hij inmiddels naar Kampen was verhuisd. Ik kreeg zowaar zijn adres. En zo stond ik een dag later voor zijn deur. Een vrouw deed open. Toen ik vertelde dat ik Andrea was keek ze me aan en zei: ‘Ik weet wie je bent. Kom binnen.’ Ik had van tevoren gedacht dat mijn vader en ik in elkaars armen zouden vallen maar dat gebeurde niet. Wel gaf hij meteen toe dat hij mijn vader was. Hij vertelde over de tijd in Indië, hoe hij voor mijn moeder en mijn broer en zussen had gezorgd. En dat ik eigenlijk nog vijf zussen en broers had. Het was een gezellig gesprek, maar toch was ik teleurgesteld. Ik had gehoopt dat hij zou zeggen: jij bent mijn dochter en vanaf nu hoor je bij mijn familie. Maar dat gebeurde niet. Eigenlijk gaf hij aan dat hij mijn verwekker was, maar niet mijn vader wilde zijn.”
Het begon te kriebelen
Andrea legde zich erbij neer dat de oud-militair nooit echt haar vader zou zijn. „Ik ben later nog een keer met mijn broer naar hem toegegaan. Die is twaalf jaar ouder dan ik en had nog veel herinneringen aan die drie jaar dat Andries bij hen inwoonde. Maar een paar weken na dit bezoek kwam er een brief van mijn vader waarin hij zonder verdere uitleg schreef dat hij geen contact meer wilde. Dat heb ik gerespecteerd. Ik kreeg een eigen gezin en mijn vader verdween naar de achtergrond. Tot ik vele jaren later in Zwolle kwam te wonen. Toen begon het weer te kriebelen en dacht: hier komt mijn familie vandaan, misschien woont er nog wel iemand. Ik keek in het telefoonboek en inderdaad, nota bene vlak bij mij in de buurt woonde iemand met de naam Brandt. Het bleek mijn halfbroer te zijn. Hij vertelde dat onze vader al jaren geleden overleden was en dat hij wist van mijn bestaan. Mijn halfbroer, die ook Andries heette was een lieve, fijne, hartelijke man. Tot aan zijn dood hebben wij contact gehouden. Ik ben niet boos op mijn vader. Hij wilde dan wel geen vader voor mij zijn maar heeft wel voor mijn moeder en haar kinderen gezorgd en haar financieel ondersteund toen zij het zwaar hadden. En ik ben dankbaar dat hij mij heeft willen ontmoeten.”
Het blijft pijn doen
Andrea woont na een periode in Nieuwleusen en Rotterdam inmiddels al 21 jaar in Almelo. Het oosten van het land, waar ze met haar moeder ooit werd herenigd, is altijd blijven trekken. Ze volgt de ontwikkelingen in Indonesië op de voet, ging regelmatig terug voor vakantie maar is haar moeder dankbaar dat zij haar naar Nederland stuurde, ondanks de nare tijd in het weeshuis. „Indonesië was voor mij geen veilig land meer destijds.” Ze kent vele verhalen van kinderen die hun vader nooit meer terug zagen. „Er zijn heel veel kinderen die nog steeds op zoek zijn naar hun Nederlandse vader en die noodgedwongen in Indonesië zijn achtergebleven. Ik heb mijn vader gelukkig wel gekend. Maar het blijft pijn doen dat ik heel veel halfbroertjes en -zusjes heb van zowel mijn moeders kant als mijn vader kant en toch alleen ben. Ik ben nooit door beide partijen van familie geaccepteerd, behalve door mijn broer Andries.”
Bent u op zoek naar een vader, een kind, halfbroer of halfzus? Kijk op oorlogsliefdekind.nl
|