Het verhaal van Ibu Sulatra
Ik wil jullie wel mijn verhaal vertellen, maar veel ben ik al vergeten. Ik ben al zo oud. Ik weet niet eens mijn eigen leeftijd. Misschien dat ik al wel 90 jaar ben. Maar ik ben altijd aan hem blijven denken. Gisteravond nog, voordat ik zelfs maar wist dat jullie zouden komen, moest ik aan hem denken. Het is alsof hij mij ook in mijn dromen bezoekt. Eigenlijk houd ik nog steeds van hem. Eerlijk waar.
Een dorpsmeisje
Ik ben geboren hier in Gianyar, op Bali. Mijnheer Geisler heb ik ontmoet in Denpasar, waar hij gelegerd was als militair. Hij was sergeant-majoor. Ik ontmoette hem in een militair huis waar ik in de huishouding werkte. Ik denk dat hij even oud was als ik. Hij was vrijgezel, en ik was ook niet getrouwd. Ik vond hem heel knap. Knap en stoer, een mooie jongen. Ik ben nu al heel gerimpeld, maar toen ik jong was, was ik ook mooi, hoor! Hij was verliefd op me, en ik op hem. Ik was echt vreselijk verliefd op hem. Hij sprak wat woorden Javaans. En hij leerde mij een paar woorden Nederlands. Hij zei dat hij veel van mij hield. ‘Alsof je mijn vrouw bent’, zei hij dan. Hij zorgde goed voor me. Maar soms deed ik dingen verkeerd, en dan zei hij tegen me: ‘dat is dom van je’. Ik was een echt dorpsmeisje, ik kon niet eens lezen en schrijven, en hij was een officier. Daar werd ik verlegen van. En ik was ook verlegen als hij mij mee nam ergens naar toe. Dommerd, zei hij dan tegen me. Als hij dat tegen me zei, werd ik altijd verdrietig.
Een soldatenkist met spullen
We gingen samen in een huis wonen, hij huurde een huis voor me in Kayumas. En dan kwam hij zaterdag naar huis en ging zondags weer weg. Hij was ook wel eens lange tijd weg, als de gevechten heviger werden. De oorlog was heel gewelddadig. Dan moest hij daarheen. Dan kwam hij na een tijdje weer naar huis, stond dan opeens voor mijn neus. Ik wist nooit precies wanneer hij zou komen. En opeens vertrok hij uit Bali naar Java, naar Semarang. Dat gebeurde allemaal heel snel. Ik bleef hier achter. Ik was zwanger. Hij liet een aantal spullen bij mij achter, in een houten kist, en vertrok. Daarna kreeg ik een tijd geen bericht meer.
Toen hij weg moest, terug naar Nederland, vroeg hij nog of ik met hem mee wilde komen. Ik had toen al een hele dikke buik, was zeven maanden zwanger van ons kind. Maar ik was bang om met hem mee te gaan. In zo’n vreemd land, met een klein kindje. Ik kan niet lezen en schrijven, dus ik dacht: dat wordt vast een teleurstelling. Ik moest huilen toen hij vertrok naar Nederland. Maar ik kon niet met hem mee. Iemand kwam zijn kist met spullen bij mij thuis ophalen, met zijn kleren en dat soort dingen. Ik heb ook daarna veel om hem gehuild. Hij was zo aardig voor me geweest, met zo veel liefde!
Een Nederlands kind
De dokter in het ziekenhuis waar ik ging bevallen, was een Nederlandse vrouw. Ze zei: ‘is dit een Nederlands kind?’ Maar ik was bang als ze zouden ontdekken dat het een Nederlands kind was, en zei ‘nee, het is van de timmerman’. Ze wou het niet geloven. En toen heb ik verteld dat de vader me verlaten had.
Vanuit Nederland liet vader Jack weten dat hij graag wilde dat ik ons zoontje naar hem noemde. Ik heb hem Jecky genoemd. Nadat Jecky was geboren, stuurde zijn vader mij vanuit Nederland nog wel eens brieven. Een jaar lang. Hij stuurde ook wel eens geld mee. Daar kon ik de bevalling van betalen in het ziekenhuis, en daar konden we daarna ook af en toe eten van kopen. Maar daarna hielden de brieven op. Hij was getrouwd, schreef hij me. En toen is het contact verbroken. Ik kreeg niets meer opgestuurd en leefde in grote onzekerheid of hij nog zou terugkomen bij me. Ik hoopte echt dat zijn vader terug zou komen naar Bali, maar die heeft dat nooit gedaan.
Ik had het heel arm toen. Ik deed alles om maar geld te verdienen. Ik werkte bij mensen in de huishouding, als arbeidster, begon een handeltje... Ik accepteerde alles, als ik maar geld had om rijst te kopen voor mij en Jecky. Ik nam hem ook mee naar mijn werk, droeg hem altijd bij me. Want waar moest ik hem anders laten? Later kreeg ik gelukkig werk in de buurt van mijn huis, als kok.
Jecky zag er echt uit als een buitenlands kind, hij lijkt echt op een Nederlander. Zijn haar, zijn ogen. Als ik met hem op de alun alun zat, zeiden mensen: ‘kijk, een Nederlands kind’. Hij werd ook gepest door andere kinderen. Ze riepen hem na dat hij het kind van een Nederlander was, dat hij geen ouders had en zo. Hij werd uitgescholden.
Ik ben in 1952 met iemand anders getrouwd, hier in Bali, en we hebben samen nog zes kinderen gekregen. Zo oud als ik ben, ik moet nog steeds werken. Want we hebben met elkaar niet genoeg inkomen om allemaal van te leven. Er zijn veel kinderen en kleinkinderen. Ik vlecht mandjes en die verkoop ik dan. Dat is om rijst van te kopen. Jecky woont niet meer bij ons op het erf. Want omdat zijn Nederlandse vader nooit heeft meebetaald aan het familie-erf, kon Jecky hier niet blijven wonen.
Teruggekeerd
Al weer een tijd geleden is hier familie van hem uit Nederland geweest, een neef. Ze kwamen ons opzoeken met een boodschap van hem. Hij vertelde over zijn vrouw, en dat hij zelf ook ziek was. Hij had ook niet veel geld om ons te helpen. Maar hij stuurde berichten, en een foto van hemzelf. Hij is nu overleden. Maar toen mijn achterkleinkind werd geboren, zijn we ermee naar de dukun gegaan, zoals dat hier op Bali de gewoonte is. Het kind had roodachtig haar, en zag er niet uit als een Balinees. Meer zoals jullie, roodachtig. Alle kinderen en kleinkinderen van Jecky zien er Nederlands uit. De dukun vroeg: wie wil er opnieuw wedergeboren worden in dit kind? Welke geest wil in dit kind Jacky komen? En de dukun zei toen dat het kind bezet was door een buitenlander. De dukun en de familie begrepen dat niet. Een overleden buitenlander? Maar ik wel. Zijn overgrootvader! Die wilde wedergeboren worden in zijn achterkleinkind. Ik werd daar emotioneel van. Hij is eindelijk teruggekomen.
Het verhaal van Ibu Sulatra’s zoon Jecky is ook te lezen op deze website, in de categorie ‘Oorlogsliefdekinderen in Indonesie’, met als titel ‘Een hereniging na de dood’. |