Nana is nog maar net geboren als haar vader, de Nederlandse militair Jack, terug gaat naar Nederland. ‘Zorg goed voor mijn lieve kleine dochtertje’ schrijft hij zijn verloofde nog. Maar de stroom brieven droogt op en het contact wordt verbroken. Pas 45 jaar later zal Nana haar vader voor het eerst ontmoeten.
Het weeshuis
"Toen ik drie maanden oud was, is mijn vader, een Nederlandse militair die in Semarang was gelegerd, weggegaan naar Nederland. Op mijn vierde bracht mijn moeder mij naar een weeshuis. Ze moest werken, en er was thuis niemand om voor mij te zorgen. Het was moeilijk voor haar om mij weg te brengen, maar het was de enige oplossing. Ik was er totaal niet op voorbereid. Ik werd er heen gebracht en toen lieten mijn moeder en mijn tante me achter. Ik heb verschrikkelijk gehuild, wilde alleen maar met hen mee. Maar het kon niet.
Het was erg streng in het weeshuis. Er heerste een sterke discipline. Ik had er wel veel vriendinnetjes. En ik ging natuurlijk om met mijn nichtje Dientje, die er ook zat. Die is een jaar na mij daar gekomen.
Elke derde zondag van de maand mocht ik een dagje naar huis. Ik was dan altijd ontzettend blij. Als de bel bij de uitgang luidde, betekende dat dat ik naar huis mocht! Dan kwam mijn moeder mij afhalen, we brachten een dagje thuis door, en ’s middags bracht ze me weer terug. Mijn moeder woonde toen in huis samen met haar twee zussen en hun kinderen. Ik vond het heerlijk, ik wilde aan het einde van de dag nooit terug naar het weeshuis. Mijn moeder moest altijd eerst een chocoladereep kopen om me over te halen weer terug te gaan.
Een nieuwe vader
Mijn moeder heeft in die tijd een nieuwe man leren kennen. Ze hebben samen nog een dochtertje gekregen, mijn zusje Sonja. Voor mij was mijn moeder’s nieuwe man gewoon mijn vader, mijn papi. Hij hield van mij en zorgde ervoor dat ik niets te kort kwam. Maar toch bleef ik in het weeshuis wonen, voor mijn opvoeding.
Mijn moeder heeft me verteld dat papi niet mijn echte vader was toen ik een jaar of zeven, acht was. Ze liet me een fotoalbum vol met foto’s van mijn vader en haarzelf samen zien. Maar ik begreep het niet helemaal toen. ‘Oh, ik heb dus een papa in Nederland, en dat en dat is het adres’. Dat was alles. Vanaf die tijd wilde ik hem wel graag ontmoeten. Hij was alleen maar een naam voor me. Mijn naam komt via hem: Marianne Hendrika. Die naam heeft hij me gegeven. Marianne van Maria, en Hendrika is de naam van zijn moeder. Mijn Indonesische naam is ‘Nana’. Toen ik al volwassen was, gaf mijn moeder mij een stapeltje brieven van mijn vader, die hij vroeger aan haar had geschreven vanuit Nederland, toen hij net vertrokken was. Hij noemde mij daarin ‘zijn lieve kleine dochter’ en vroeg mijn moeder goed op mij te passen. Ik denk dat die brieven ophielden toen hij met zijn nieuwe vrouw ging trouwen.
Londoh-kind
Ik heb in het weeshuis gezeten van mijn vierde tot mijn zestiende. Daarna ging ik bij mijn moeder en papi wonen. Ze woonden inmiddels in Sumatra voor zijn werk, en ik kwam bij hen wonen. Een jaar later, rond haar 37e, werd mijn moeder blind. Mijn vader moest blijven werken in Sumatra en wij gingen terug naar Java, naar Semarang, omdat ze daar onder behandeling was en medicijnen konden krijgen. Uiteindelijk is mijn vader naar Nederland verhuisd, in 1965, en nam mijn halfzusje mee. Mijn moeder en ik zijn in Semarang gebleven. Ik heb daarna al die tijd alleen met mijn moeder gewoond. Ik heb mijn schoolopleiding niet afgemaakt omdat er geen geld meer was om het schoolgeld te betalen en ben gaan werken.
Ik heb me nooit geschaamd dat mijn vader een Nederlander was. Toen ik al op de middelbare school zat, werd ik nog wel vaak nageroepen in de kampong: ‘He, Londoh-kind, Londoh-kind.’ Dat betekent: kind van een blanke. Maar ik was een meisje, dus het heeft niet veel om het lijf gehad, want ik heb er niet minder aandacht door gekregen van de jongens. Misschien nog wel meer dan andere meisjes, want een Nederlands uiterlijk was op een gegeven moment erg in trek.
Ik was 22 jaar toen ik ging trouwen, in 1972. Mijn man en ik bleven hier wonen en voor mijn moeder zorgen. Ook onze vier kinderen zijn hier opgegroeid. Ze hebben allemaal Nederlandse namen. Andere mensen zeggen nog wel eens tegen me: ‘hé, jij lijkt Nederlands’. Dan zeg ik gewoon: ‘jawel, mijn papa was een Nederlander, een soldaat.’
Eindelijk contact
Toen ons eerste kind ongeveer een jaar oud was, ging mijn moeder naar Nederland om familie te bezoeken. Ze heeft toen geprobeerd mijn echte vader te achterhalen. Dat is gelukt. Toen ze terug was in Indonesië, vroeg ze me een brief aan mijn vader te schrijven. Dat heb ik gedaan, met behulp van een vriend die Nederlands kon. Maar zijn reactie was heel teleurstellend. Hij schreef dat het beter was als we er niet meer aan zouden denken. ‘Laat maar, het is voorbij’, schreef hij. En dat ik toch al die tijd een andere vader had gehad. Ik was zo teleurgesteld! Een kind zoekt naar haar vader, waarom zegt die vader dan ‘wat voorbij is, is voorbij’? Ik had er zo naar verlangd hem te zien! Maar ik was zo boos, dat ik alle brieven die ik al die jaren bewaard had, brieven die hij uit Nederland had geschreven aan mijn moeder toen ik nog een baby’tje was, heb verbrand.
Veel later heeft een familielid van ons, die in Nederland woont, opnieuw contact gezocht met mijn vader. Ze is uiteindelijk bij hem op bezoek gegaan, en ze hebben veel gepraat. Zijn kinderen waren daar misschien ook bij. Want een van zijn kinderen, zijn zoon Jos, wilde graag meer over mij weten.
Hij heeft telefonisch contact opgenomen met me en is uiteindelijk naar Indonesië gekomen om mij te ontmoeten. Dat was heel emotioneel, voor allebei. We hebben een album vol foto’s van zijn vader met mijn moeder, en ik heb hem alle foto’s laten zien. Die foto’s kende hij helemaal niet. Hij hoorde voor het eerst het hele verhaal, van mijn moeder. En Jos moest ook huilen.
Het jaar daarop kreeg ik een vliegticket van de familie, en heb ik mijn eigen vader voor het eerst ontmoet. We kwamen aan op Schiphol, we hebben elkaar omhelst en ik heb gehuild en gehuild. Ik was toen ik al 45 jaar oud. Ik heb zijn vrouw ook ontmoet, maar die zat in een verzorgingshuis, die was ziek. En ik heb zijn kinderen ontmoet. Sindsdien noem ik hem papa, en mijn andere vader heet dus gewoon papi. Met zijn zoon Jos heb ik veel contact, met de drie andere kinderen niet zo veel. En met mijn vader schrijf en bel ik zo nu en dan. We geven elkaar cadeautjes, en ondanks alles is hij lief voor me."
Lees op deze website ook het verhaal van:
- Nana’s vader: Ze hebben me dus toch gevonden (categorie Soldatenvaders)
- Nana’s moeder: Hij is altijd haar grote liefde gebleven (categorie Soldatenliefdes)
- Nana’s nichtje Dien: Twee Nederlandse soldatenvaders die ze nooit kende. Hoe Dien een halfbroer vindt (categorie Oorlogsliefdekinderen in Nederland)
|