Als Edwina een half jaar oud is, vertrekt haar moeder in 1950 vanuit Bandung (Java) naar Nederland op zoek naar de verdwenen vader, de Nederlandse militair Eddie de Haan. Edwina zal haar moeder pas 53 jaar later terugzien: moeder Wanda blijft in Nederland wonen en de kleine Edwina blijft in Indonesië, waar zij opgroeit in een pleeggezin. Het is Edwina’s dochter Dina die de zoektocht naar de onbekende vader Eddie weet te voltooien.
“Mijn moeder Wanda moest overdag werken, en daarom bracht zij mij als klein babytje naar haar oudere zus. Maar ik werd erg ziek en kwam in het ziekenhuis terecht. Mijn tante had een gezin en dat was misschien al druk genoeg voor haar. Zo kwam ik terecht bij mijn pleegmoeder Bertha, een verpleegster die mij in het ziekenhuis had verzorgd en die mij graag wilde hebben omdat ze kinderloos was. Mijn pleegmoeder en haar man hadden al een paar kinderen geadopteerd. Ik beschouw haar als mijn reddende engel, ook al heb ik het niet altijd even fijn bij haar gehad. Zij was erg streng voor me, en kon ook slaan als het moest. Haar man, mijn pleegvader Sukmaja, verwende mij juist enorm.
De enige blanke
Er is mij nooit verteld dat ik geadopteerd was, dus ik wist niet beter dan dat ik Edwina Rani Lokayanti was, in plaats van Edwina Maria Cornelia, mijn officiele doopnamen, zoals ik veel later pas hoorde. Toen ik ouder werd, zo rond een jaar of 12, 13, voelde ik wel dat er iets niet klopte. Mijn andere broertjes en zusjes waren allemaal veel donkerder dan ik. Ze waren ook jaloers op me, ik was het lichte kind met de blauwe ogen. Aan het eind van de jaren ‘50 werd het ook moeilijker voor lichte kinderen in Indonesie. Zelfs op school wilden mijn vriendinnetjes niet meer met me spelen. Op straat werd ik vaak nageroepen. Soms kwam ik huilend thuis van school omdat ik gepest werd: “he, blanke, blanke!” Of ze riepen dat ik een onwettig kind was. Mijn vader was bij de politie. En hij zorgde ervoor dat er vaak iemand met mij meeliep naar school. Toen ik een tiener was, kreeg ik een herdershond die me vergezelde tot aan school. En die hond kon mij verdedigen als het zou moeten. Ook later, toen ik ging werken, werd ik nog vaak met de Jeep naar mijn werk gebracht. Dat gebeurde allemaal niet met mijn andere broertjes en zusjes.
Vaak vroeg ik aan mijn moeder: “waarom ben ik de enige blanke?” Maar zij ging er nooit op in. “Het geeft niets, besteed er geen aandacht aan”, zei ze dan. Mijn vader wilde mij niet bezeren en bleef zeggen: ‘je bent mijn dochter.’ Maar diep in mijn hart wist ik dat ik niet hun kind was. Ik vroeg het aan iedereen, mijn moeder, mijn oom, maar niemand vertelde me hoe het zat.
Eindelijk de waarheid?
Totdat ik ging trouwen. Toen kreeg ik de waarheid te horen van mijn oom, en ook gaf hij me de naam van mijn echte moeder en hoe ik haar in Nederland zou kunnen bereiken. Maar ik heb geen contact gezocht met haar, ik was zo gekwetst dat ze me had achtergelaten toen ik nog een babytje was, en dan nog zo ziek ook... Deze waarheid deed zo verschrikkelijk pijn! Ik wilde het niet horen, niet weten, wilde haar niet zoeken. Mijn man was diplomaat en we hebben zelfs drie jaar in Nederland gewoond. Maar ik heb al die jaren geen contact gezocht met mijn moeder.
Op een dag zocht ze uit zichzelf contact met mij. Ik was toen zelf al grootmoeder. Dat liep via mijn tante hier in Indonesie, want mijn moeder wist helemaal niet meer hoe zij mij kon bereiken of vinden. Mijn tante ondernam een speurtocht en hoorde na lang zoeken dat er in Bandung een ‘blanke’ Indonesische was die Sundanees kon spreken. Dat moest ik wel zijn, dacht ze. En zo kreeg ik voor het eerst contact met die tante Frida. En het was heel gek, maar ondanks dat ik haar nog nooit eerder gezien had, voelde ik meteen een soort verbondenheid, alsof er een bekende voor je staat. Ik was zo emotioneel! Waarom had dit zo lang moeten duren? Ik heb nu af en toe contact met haar, maar ze wil eigenlijk nog steeds niet praten over mijn moeder of mijn vader. Ik merk dat veel dingen over mijn verleden versluierd zijn, verborgen of gelogen.
En toen zag ik mijn moeder dus voor het eerst. Een Indische vrouw, zoals haar naam ook al aangeeft: Wanda van Sprang. Ze was al tegen de 80 toen ik haar voor het eerst ontmoette, en ik 53. We omhelsden elkaar, maar toch... er miste iets, een gevoel. Het waren haar kleinkinderen uit Nederland die haar hadden aangespoord mij nog eenmaal op te zoeken, voordat ze zou overlijden. Ze vertelde me na al die jaren nog steeds nauwelijks iets over mijn vader. Hoe ze elkaar ontmoet hebben, dat soort dingen... en ik durfde ook niet veel te vragen, wilde haar niet kwetsen. Dus het contact bleef afstandelijk.
Ik weet nog steeds niet veel van mijn vader. Eigenlijk alleen dat hij musicus was, muziek speelde in een bandje, en dat hij en mijn moeder elkaar toen ontmoet hebben.
Zij zei dat ze vreselijk veel van mijn vader had gehouden, en dat ik op hem leek. Maar als zij zoveel van hem hield en ik zoveel op hem leek, dan zou zij toch ook van mij hebben moeten houden? Waarom heeft ze me dan in de steek gelaten?
Een nieuwe familie!
Voor mij was het verder wel genoeg. Wat moest ik er op mijn leeftijd nog mee? Ik wil niets opeisen, dit is blijkbaar mijn pad geweest. Maar mijn dochter Dina had bij mijn moeder en mijn tante in Indonesie beetje bij beetje informatie weten los te peuteren. Ze schreef een heleboel brieven naar instanties in Nederland. En ze begon op internet te zoeken naar haar grootvader. Zij plaatste een oproep op de website van de 7 December Divisie. Ik was toen al wel een beetje wanhopig, want we waren al zo lang aan het zoeken. Maar ook wilde ik het misschien liever niet. Bang dat ik anderen... dat het niet goed uitkomt. Dat ze daar gelukkig zijn met een nieuw gezin en dat ze niet gestoord willen worden. En opeens, ik had de moed al opgegeven, kwam er na een jaar een antwoord van een vrouw, Gerda. Zij was onze oproep tegengekomen op internet. De namen van haar vader Edward Marie Cornelis zijn precies hetzelfde als mijn doopnamen, Edwina Maria Cornelia. Alles klopte. Het bleek dus mijn halfzus te zijn! Mijn vader was een paar jaar daarvoor overleden, maar heeft in Nederland vijf kinderen gekregen. En nu we elkaar gevonden hebben, lijkt het wel of ze mij echt als zus accepteren. We sturen foto’s over en weer, en nu kan ik zien dat mijn zoon op mijn vader lijkt. En een van hen, Gerda de Haan, zal mij volgend voorjaar komen bezoeken.
Het verhaal van Gerda de Haan, het Nederlandse halfzusje van Edwina, is te lezen in de categorie ‘Verhalen - Familie soldatenvaders en oorlogsliefdekinderen’ onder de titel ‘Zomaar ineens een zus erbij!’
Kent u iemand die op zoek is naar zijn of haar vader, halfbroer of halfzus? Of kent u iemand die zijn/haar familie teruggevonden heeft? Laat het ons weten! Neem contact op |