Het verhaal van Janet Booij over haar opa
Mijn opa, Arend Seine Booij, was Indiëveteraan. Om wat meer over zijn diensttijd te weten te komen, heb ik met veel veteranen gesproken. En heb kennis gemaakt met de zwijgcultuur onder hen. Een enkeling was erg open over het geweld in Indonesië, de meesten sloegen dicht als je er te rechtstreeks naar vroeg. De omgang met vrouwen lijkt, zo mogelijk, nog gevoeliger te liggen. Wanneer ik een veteraan die mijn opa gekend heeft mijn vermoedens over een kindje van hem in Indonesië voor leg, legt hij bij ons afscheid zijn vingers op zijn lippen. Hij zal mijn vermoedens met niemand delen.
(foto: Arend Booij is derde persoon van links)
Puzzelstukjes
Ik heb mijn opa nooit gekend. Hij overleed in 1981 aan een hartinfarct. Twee jaar later, in 1983 ben ik geboren. Als kind vroeg ik weleens naar hem. Dan kreeg ik te horen dat hij kolenboer was, graag orgel speelde en dat hij als soldaat naar Nederlands-Indië was gestuurd. Vooral dat laatste fascineerde mij, maar niemand binnen de familie kon mij veel meer dan dat vertellen. Zelfs waar in Indonesië hij geweest was, was onduidelijk. Een jaar geleden kon ik mijn nieuwsgierigheid niet langer bedwingen en ben ik gaan spitten in de geschiedenis van mijn opa. Ik heb zijn staat van dienst opgevraagd bij defensie, oproepen in veteranenbladen geplaatst, met familie gesproken en boeken van Indië-veteranen gelezen om een beeld te vormen van mijn opa’s tijd overzee. Met elke stap die ik zette, kreeg ik puzzelstukjes aangereikt waarmee ik nu steeds beter het plaatje kan vormen van die drie belangrijke jaren in mijn opa’s leven.
Chauffeur
Na een reis van bijna een maand op de Johan van Oldenbarnevelt zet mijn opa op 5 juni 1947 voor het eerst voet aan wal op Java. Hij is ingelijfd in 3-18 R.V.A., maar omdat er geen veldartillerie kan worden ingezet, wordt hij samen met Arie van Die, die hij op de boot heeft leren kennen, overgeplaatst naar de Militaire Luchtvaart. Beide jongens kunnen door hun werk in Nederland vrachtwagen rijden en worden overgeplaatst naar ‘Depot M.L.’ Daan Euser, een vriend van Arie en ook Indië-veteraan, vertelt mij dat ze daar betrokken waren bij het opleiden van andere chauffeurs. In september 1947 wordt mijn opa echter opnieuw overgeplaatst, nu naar ‘Tpn. Det. M.L.’. Hij rijdt als chauffeur in konvooi mee voor wapen- en munitietransport. Op basis van de opschriften op foto’s die intussen bij mijn oom op zolder zijn gevonden, weet ik dat hij in ieder geval een keer samen met sergeant Romens en Piet Gouverneur van Jakarta via Cheribon naar Semarang reed. De meeste ritten reed hij echter van Jakarta, via Bogor naar Bandung en terug.
Mooie vrouwen
Op die route naar Bandung waren veel mooie vrouwen te zien, vertelt de jongste broer van mijn opa. Hij is de enige van mijn opa’s broers en zussen die nog leeft en hij is ervan overtuigt dat mijn opa, net als zijn oudere broer Harm, een mooie tijd heeft gehad in Indonesië. Maar intussen komen er ook andere geluiden binnen. Meneer Euser weet mij te vertellen dat de konvooien waarin mijn opa reed ook ten minste één keer zijn beschoten. Een jongere broer van mijn vader vertelt dat mijn opa in de jungle opeens oog in oog stond met twee gewapende mannen en dat het een kwestie van ‘hij of ik’ was. Mijn opa schoot eerder. En de oudste broer van mijn vader herinnert zich een verhaal over een hinderlaag. Een deel van de groep overleefde de hinderlaag, van de anderen werden de lichamen zwaar verminkt teruggevonden. En dan komt het moment dat mijn vader zich nog een ander verhaal herinnert, iets dat hij van zijn jongere broer hoorde. Terug in Nederland zou mijn opa aan zijn verloofde, mijn oma, hebben opgebiecht in Indonesië één keer iets te hebben gehad met een andere vrouw. ‘Doe niet zo gek, joh. Dat is niet gebeurd,’ zou mijn oma hebben gezegd.
Losse foto’s in een blikje
Sinds dit verhaal beginnen er steeds meer puzzelstukjes op hun plek te vallen: de jongste broer van mijn opa die de vrouwen bij Bandung weet te noemen; de foto’s in het foto-album die lijken uitgezocht door mijn oma, omdat alleen mijn opa, de wagens die hij reed en soms ook enkele maten erop staan (Arie Elings, Piet Gouverneur, Johan Bus, Puck Brontsema, Arie Visser). Foto’s van de omgeving en, nog opvallender, foto’s met vrouwen erop vind ik alleen tussen de losse foto’s die bewaard zijn gebleven in een kaal, metalen blik.
Begin september 1948 was mijn opa in het militair verlofcentrum te Sirnagalih. Tot mijn grote verbazing eindigt het foto-album met foto;s in het verlofcentrum. Mijn opa had daarna nog twee jaar in Indië te gaan, maar het fotoalbum blijft na deze foto's leeg. Waarom stopt het foto-album vanaf het najaar van 1948? Wat is er toch gebeurd?
En zo volgen er steeds meer indirecte aanwijzingen naar een relatie met een vrouw in Indonesië en vraag ik me af of er misschien ook sprake is geweest van een kindje. Na het lezen van het boek ‘Liefde in tijden van oorlog’ weet ik immers dat veel militairen, als ze thuis al iets opbiechten, de werkelijkheid flink afzwakken. Maar de zwijgcultuur onder de Indië-veteranen maakt het moeilijk hier meer informatie over te achterhalen. Toch doe ik hier een oproep aan allen die mijn opa hebben gekend om, als zij meer weten, dit zwijgen te doorbreken. Verhalen die in duisternis gehuld blijven, kunnen gaan spoken. Verhalen die in het licht gebracht worden, kunnen nieuwe deuren openen. Bent u, of kent u, een van de mensen die samen met mijn opa tijd op Java heeft doorgebracht? Of herkent u misschien een van de mensen op onderstaande foto? Neem dan alstublieft contact met mij op. Ik verwelkom alle verhalen die u over mij opa kunt vertellen, maar in het bijzonder verhalen die meer licht kunnen werpen op ‘die ene keer’ die misschien wel meer is geweest.
Contactgegevens van Janet Booij zijn bekend bij de redactie |