In tegenstelling tot de meeste van zijn dienstmaten die de terugreis naar huis aanvaarden met de belofte hun meisje 'later' te laten overkomen naar Nederland, wil soldaat Jan 1e klasse zijn meisje niet zwanger achterlaten. Als de troepen vertrekken, blijft hij bij haar in Indonesie. Pas nadat hun kindje geboren is, kunnen zij samen de overtocht naar Nederland maken.
Verliefd
Mijn opa Jan, geboren in 1918, was verloofd met een rijke boerendochter uit Drenthe. Hij zat tijdens de oorlog ondergedoken bij dat gezin omdat hij niet in Duitsland wilde werken, en hij raakte blijkbaar verliefd op de dochter des huizes. Tegen het einde van de oorlog kwam hij terecht bij de BS (Bijzondere Strijdkrachten) in Drenthe. Niet lang na afloop van de oorlog in Nederland meldde hij zich in juli 1945 als een van de eerste oorlogsvrijwilligers aan om Indië te gaan bevrijden van de Jappen. Hij werd ingedeeld bij de A.T.T. (Aan- en Afvoer Troepen), is voor zijn militaire training naar Engeland gezonden en vervolgens naar Indonesië verscheept, waar hij op 31 mei 1946 is aangekomen.
Eind 1949 zou hij teruggekeerd moeten zijn naar Nederland, zijn diensttijd zat er op. Maar in Indonesië had hij een meisje leren kennen, die zwanger van hem was geraakt. Mijn opa heeft toen de verloving met de Drentse boerendochter uitgemaakt. Per brief. Opa vond dat hij zijn verantwoordelijkheid moest nemen. Maar toen de troepen eenmaal terug werden verscheept naar Nederland, mocht zijn meisje niet mee op de boot, en blijkbaar wilde hij haar niet alleen achterlaten. Hij is dus daar gebleven, bij zijn zwangere meisje.
Naar Nederland
Uiteindelijk zijn ze een jaar later, in april 1950, met de MS Skaugum samen naar Nederland vertrokken: mijn opa, zijn meisje (mijn oma dus), hun kindje en nog een broertje van mijn oma. Dat broertje zag er namelijk zo Nederlands uit, dat het voor hem gevaarlijk werd gevonden om in Indonesië te blijven. Dus namen ze hem ook mee.
Gevaarlijk
Mijn oma was zelf Indisch. Haar moeder was baboe geweest bij een Nederlands gezin in Nederlands-Indie, en een van de jongens van het gezin had gerommeld met de baboe. Mijn oma was het resultaat.
Toen mijn opa haar ontmoette, werkte ze voor de Nederlandse inlichtingendienst op de kazerne. Dat viel natuurlijk niet goed bij de Indonesische pelopors, en mijn opa had voor haar een huisje verzorgd vlak naast de kazerne. De soldaten gingen daar om de beurt slapen om haar te beschermen. En zo is er een liefdesrelatie gegroeid tussen mijn oma en opa.
Mijn oma liep gevaar doordat ze voor de Nederlanders werkte en met een Nederlandse militair was. Ze is twee keer bijna vermoord. Op een keer deed ze de was bij de rivier, toen pelopors haar omringden en wilden vermoorden. De commandant van de pelopors kende haar echter persoonlijk en zorgde dat ze haar lieten gaan. De tweede keer was op de patio bij de woning. Er werd een handgranaat naar haar gegooid, maar het was een blindganger die niet afging.
Het verleden, daar praat je niet over
Mijn opa en oma zijn altijd bij elkaar gebleven. Mijn moeder was hun tweede kind. Mijn oma was zwaar beschadigd uit de Japanse bezetting gekomen. Ze had een kampverleden, haar vader was vermoord, en ze had een vreselijke tijd gehad. Dat verleden heeft haar altijd achtervolgd en beinvloed, en het is nooit echt weggeweest uit haar persoonlijkheid. Het heeft ook het huwelijk tussen mijn opa en oma erg bepaald, mijn oma was geen makkelijke vrouw. Mijn opa mocht van haar nooit praten over het verleden.
Alle Indische registers werden dan opengetrokken: ‘Wat gebeurd is, is gebeurd. Niet zeuren’ etc. Het verleden, daar praatte je niet over, emoties moest je maar zelf verwerken. Mijn oma wilde ook niet dat haar kinderen in haar verleden wroetten. En met Indonesië wilde ze niets meer te maken hebben. Alle foto’s in het fotoboek van mijn opa over Indië heeft ze weggeknipt. Toen mijn oma overleed, wilde mijn opa wel iets meer vertellen, maar hij overleed een jaar later. Dus eigenlijk weten we heel weinig over hun leven en hun liefdesgeschiedenis in Indonesië. |